
USA/Canada/Mexico 2016/2017 – periode 6: 12 juni – 15 juni
zondag 12 juni – St. Peters – Wallace
Wat een feest was het gisteravond alleen hebben we er niet zo van genoten. Buiten waren er heel veel muggen dus zijn we naar binnen gegaan. Maar daar waren ook veel muggen, we bleven meppen. Het hielp alleen niet zoveel, ze kwamen ergens door naar binnen, ik vermoed via de afzuigkap maar zeker weten doen we het niet. Co heeft nog aan de buitenkant het rooster van de koelkast afgedekt maar er waren er waarschijnlijk al teveel binnen. In de afzuigkap was het een gezoem van jewelste.
We slepen al 4 jaar een klamboe mee in onze camper en nu hebben we die voor de eerste keer in gebruik genomen, wat een uitkomst. We konden in ieder geval prikloos slapen, wel hoorde je de hele tijd het hoge zoemgeluid, ze waren behoorlijk aan het zoeken naar een doorgang. We zijn van nijdigheid om kwart voor 9 al naar bed gegaan, in de camper zelf werden we lek gestoken.

Vanmorgen waren buiten de muggen weg en stond er wat wind dus hebben we direct alles open gezet en even later waren de meeste muggen weg. We hebben er wel nog zo’n 20 doodgemaakt. De klamboe laten we voor de zekerheid maar even hangen want je kent het wel he? Als je naar bed gaat is er niets te zien of te horen en als je het licht uit doet is het: ieieieieieie, daar is-tie weer.
We wilden eventueel nog naar Greenwich National park maar daar zien we vanaf, het is wederom een strand en daar waren we gisteren al. We gaan op pad naar Cardigan, daar is de kleinste bibliotheek van Canada. Het is zo klein dat we er in eerste instantie aan voorbij rijden. Het is wel een grappig gebouwtje, 3,5 x 3,5 meter met uitzicht over een meer. Het is altijd open en er ligt een boek op tafel waar je in noteert welk boek je meegenomen hebt.

Onderweg naar Charlottetown stoppen we bij een kerkhof. Het valt ons aldoor op dat er wel stenen staan maar dat er geen liggende stenen zijn, het is allemaal gras, dat willen we wel eens van dichtbij bekijken. Het valt mij op dat mensen van geboren voor 1900 allemaal behoorlijk oud zijn geworden, tussen de 85 en 99 jaar, dat wil ik ook wel. 😉

Dan rijden we door naar Charlottetown, de hoofdstad van het eiland, tevens de geboorte van de confederatie, althans hier werd getekend voor de samensmelting van de provincies tot Canada. Het was in een hotel waar we toevallig naar binnen wandelden.
Het hotel is gebouwd in 1930 als het ‘Railway hotel’, het grappige is dat er geen spoorweg in de buurt te bekennen is. We vragen bij de receptie of we even rond mogen kijken, geen probleem hoor. In de eetzaal wordt gevraagd of we met een cruiseschip hier zijn dus leggen we uit hoe we hier reizen, wederom een wow. De mevrouw neemt ons mee naar het dak van het hotel voor een uitzicht over de stad, leuk hoor.

Als we terug lopen naar de campers begint het te miezeren, het was al aangegeven maar de dag begon gelukkig zonnig. We rijden nog naar Rocky Point, waar je een mooi uitzicht op Charlottetown moet hebben maar dat kunnen we niet vinden.
Dan op weg naar de Confederation Bridge met onderweg uitzicht op wat rode kliffen, de stranden zijn hier t.o.v. het noorden rood gekleurd, apart. Ook nog even door Victoria gelopen waar de grootste boom van het eiland staat, en groot is-ie zeker. De brug over en dan weer terug naar ons plekje bij het museum in Wallace waar we om 17.45uur aankomen.



maandag 13 juni – Wallace – St. Peters Canal (Cape Breton, NS)
Een mugvrije nacht, pfffff, blij toe. Maar de bulten die we gisteren hebben opgelopen, en dat zijn er veel, jeuken volop en zijn dikke platen, wat een hufters die muggen.
Vanmorgen gaan we eerst wandelen, er loopt een route achter het museum, zo’n 3km. We lopen direct het bos in en we willen wel blijven lopen want stilstaan betekent veel muggen om je hoofd. We lopen dan ook weer snel terug naar de camper, richting wat openheid en meer wind.
We gaan over de weg richting het dorpje, 6km heen en weer. Dat is wel even lekker wat lichaamsbeweging. Bij terugkomst even zwager Paul feliciteren met zijn verjaardag. Hij is vorige week geopereerd en heeft een nieuwe heup gekregen maar hij heeft koorts en veel pijn, kijken wat dat gaat brengen.

Om 11uur komt Silvana, de vriendin van Heidi ons ophalen om een kijkje te nemen op haar ‘farm’. Hannie en Nanda blijven in de camper want ze hebben net hun wandelschoenen opgepakt en Silvana zegt dat je echt wel iets van laarzen of waterdichte schoenen aan moet om rond te kunnen lopen om haar huis heen.
En dat is niets te veel gezegd, het gras is hoog en erg nat. Maar ze woont hier prachtig, een groot landgoed waar de natuur zijn gang mag gaan. Ze heeft appelbomen, abrikozenstruiken, kiwi’s, druiven en nog veel meer. Ook is er een greenhouse, een kas waar ze ‘s winters ook groente kan telen. In huis drinken we een heerlijke kop muntthee, munt uit de tuin met een beetje honing en we praten over allerlei dingen die ons bezig houden, we zitten aardig op een lijn.

Dan brengt ze ons weer terug, we gaan eten en dan op pad richting Cape Breton. In New Glasgow doen we boodschappen bij de Sobey’s en dan rijden we naar Antigonish waar een gitaarwinkel is. Gisteravond was ik mijn gitaar aan het stemmen en ik draaide een snaar iets te ver door, ik schrok me wild, pang, snaar gebroken. Gauw via Google gekeken waar ik een nieuwe snaar kan kopen en dat was bij G&G music. Bij het afrijden van de snelweg stond er al een groot bord met zijn naam er op.
We stappen binnen met de gitaar en de man vraagt: All the way from Nashville? Nee, All the way from the Netherlands, speciaal naar Canada gekomen om G&G music te bezoeken. We hebben meteen maar een reserve set snaren gekocht en ook even een filmpje gemaakt hoe de snaar te plaatsen want dat is al weer heel wat jaartjes geleden. Ik heb de gitaar gekregen van onze goede vriend Rob, die in november vorig jaar is overleden toen we in Frankrijk waren. Hij heeft hem gelukkig nog wel met een ‘warme’ hand gegeven.

Op Cape Breton, een eiland met een brug verbonden met Nova Scotia (niet zo duur als de confederation bridge, ook een stuk korter) stoppen we bij het eerste het beste visitor centre. Het is rustig binnen met klanten en er zijn maar liefst zeven vrouwen aanwezig aan wie je iets kunt vragen.
We pakken wat foldertjes met informatie mee en kijken wat het weer de komende dagen gaat doen. Dat valt een beetje tegen maar we zijn dan ook zo verwend geraakt in Marokko, waar het alle dagen mooi weer was. Hier is het af en aan. Zo rijden we in de volle zon met een blauwe lucht, we gaan even boodschappen doen in Sobeys en bij buitenkomst is het weer zwaar bewolkt. Zo ook als we op Cape Breton aankomen, volle zon en als we uit het visitor centre komen is het weer helemaal bewolkt. Dus we zien het wel de komende dagen.

Ik zie in het visitor centre de dames allemaal bij elkaar zitten en ik zeg: ik heb een vraag, daar zijn wij voor zeggen ze. Kunnen we hier ergens goed zuurdesembrood kopen en dan niet zo’n zacht brood maar een solide brood waar je iets aan hebt en op moet kauwen. Ze komen gelijk in actie, gaan samen nadenken en plegen een paar telefoontjes, uiteindelijk worden we doorverwezen naar de Sobeys, ik moet niet verwachten dat ik een brood aantref wat ik graag wil maar het is iets. En ze hebben gelijk, het is niet helemaal wat ik wil maar het is in ieder geval biologisch.

We rijden een half uurtje door naar St. Peters Canal. Daar is een parking bij een kanaal dat de oceaan verbindt met het achtergelegen meer Bras d’or. Het is nog een komen en gaan van auto’s in het doodlopende straatje maar we gaan er maar weer van uit dat het vannacht rustig is, ze zullen hier toch ook wel slapen.

dinsdag 14 juni – St. Peters Canal (Cape Breton, NS) – Sydney (niet Australië maar op Cape Breton)
Dat weten we ook weer, bij een haventje met vissersbootjes moet je niet zijn. Vanmorgen om 4 uur kwamen er auto’s aanrijden en even later gingen de bootjes de haven uit met dreunende motoren. Dus wederom een korte nacht en een leermoment.
De ochtend vergeten we snel want de rit van St. Peters Canal naar Louisbourg via de route ‘fleur de lis’ was helemaal niets, heel veel bomen, weinig te beleven en een slechte tot zeer slechte weg.

Louisbourg daarentegen was erg leuk. Het is een fortress. Een fort is een verdedigingswerk een fortress ook maar het huisvest een dorp binnen de muren. Dit is een Frans fortress dat in 1719 is gebouwd en in 1730 gereed kwam. In 1740 werd het bijna helemaal vernietigd door de Engelsen, daarna weer hersteld en in 1745 was het weer in de oude staat.
Het is wel grappig, de architect van dit fortress mocht (was een uitzondering in die tijd) zijn tekeningen behouden. Toen het fortress in 1740 zo beschadigd was geraakt wilde men het repareren maar er waren geen tekeningen. De architect was met zijn vrouw terug gegaan naar Frankrijk inclusief de papieren. Hij was ondertussen overleden. Toen kwamen ze bij zijn vrouw terecht en die wilde de papieren wel overgeven maar wel effe vangen heren…. Slimme vrouw, ze was voorbereid op haar toekomst, zal ik maar zeggen.
In het informatiecentrum van het fortress kopen we gelijk onze passen voor de Nationale parken en historical sites voor Canada. Voor ons kosten de passen CAN$67,70 p.p. voor Hannie en Nanda (65+) CAN$57,90 p.p. Ze zijn 2 jaar geldig, is een actie bij aankoop in 2016.

We boeken gelijk een toer met een verklede gids, de toer heet: Time Travel, je gaat met de gids, in dit geval een soldate ontdekken hoe men 300 jaar geleden leefde. Hannie en Nanda gingen ook mee, ik heb voor hun het een en ander vertaald, zonder geluid, en dat ging prima.
Eerst even terug naar de campers om meer kleren aan te trekken, de wind is ronduit koud. Goed gekleed kunnen we alles aan. De soldate neemt ons mee naar de ingang van het grote gebouw, de King’s bastion. Daar staat een gebouw voor, waar de bewaking resideerde. Een vertrek voor soldaten en het andere vertrek voor de officieren, verschil moet er zijn nietwaar.
Daar vertelde de soldate over ‘haar leven’ in het fortress, ‘haar leven’ is dus op dat moment in 1730. Ze was in Frankrijk en het leven lachte haar niet toe. Ze was in een kroeg en iemand sprak haar aan of ze niet een goed leven wilde in een vrij land, ze hoefde alleen maar even een papiertje te tekenen dat ze 6 jaar haar koning ging dienen in dat land, dat bleek dus Canada te zijn. Alleen hadden ze er niet bij verteld dat ze zelf haar uniform moest kopen en een geweer en logement, eten en drinken. Ze hield dus maar weinig geld over voor andere dingen zoals een biertje of zo. Even later toen we buiten waren ging ze haar geweer laden en werd er geschoten.

Toen nam ze ons mee naar een huis waar we binnen gelaten werden door de huishoudster, de soldate nam afscheid van ons. We werden binnen gelaten in de keuken van het huis waar de vrouw ons vertelde over het leven daar. Het was een gezin van pa, ma, 5 dochters en 1 zoon. Boven de keuken was 1 grote slaapkamer voor de kinderen. De kinderen werden tot ca. 6 jaar ook allemaal hetzelfde gekleed en hun leefruimte was de grote keuken. De kleintjes werden in een soort loopfietsje vastgezet dat met een touw aan de tafel vaststond zodat ze niet te dicht bij het grote haardvuur konden komen. Jongetjes van rijke ouders kregen thuis les, soms samen met andere gegoede kinderen. Meisjes gingen naar de nonnen om opgeleid te worden voor het huishouden. Baby’s werden gedurende 1 jaar van kin tot voeten ingezwachteld wat 6x per dag werd ververst. Dit was om het kind een rechte houding te geven, men vergat even dat je zo geen spierkracht opbouwen kunt, maar het kwam allemaal goed zei de vrouw.
De vrouw lichtte ook haar kleding toe, de vele lagen die ze aan had. De buitenste laag was van dik linnen dat haar beschermde tegen de kou maar ook tegen vuur, als ze te dicht bij het haardvuur kwam, dan schroeide het alleen, het vloog niet meteen in brand. De onderste laag was haar onderrok wat dan ook haar enige ondergoed was. Ik vroeg of ze toen wel een onderbroek droegen maar dat was niet het geval, alleen een onderrok. Ik hoorde iemand ergens zeggen: spannend hoor, wie zal dat geweest zijn? Toen we naar buiten liepen vroeg ik iets aan haar wat Hannie, Nanda en mijzelf bezig hield: Hoe deed je dat dan met je maandelijkse periode? Dan droegen de vrouwen iets om hun middel en kruis waar lappen in gingen wat de boel opving, het is maar dat je het weet. Dan hebben wij het toch een stuk gemakkelijker in deze tijd.
Ze zat trouwens heel goed in haar rol. Ze vertelde dat ze een paar dagen terug een groep mensen had en dat daar een jongeman bij was die een baby voorop zijn borst droeg. Ridiculous, belachelijk, dat doe je als man toch niet, dat is de taak van een vrouw, ze was er nog verontwaardigd over.
Dan worden we door de huishoudster naar een ander huis gebracht, het is de chocolaterie. Hier wordt uitgelegd hoe men chocolade oogstte, verwerkte en kregen we een bekertje echte chocolade, het was sterk, bitter maar erg lekker. De man liet een homp chocolade zien, het had toen een waarde van 4x een maandloon/gage van een soldaat. Het was dus wederom alleen voor de rijke mensen weggelegd.
Toen was het uur om en zijn we zelf het een en ander gaan bezoeken o.a. een bakkerij. De bakker bakte brood alleen voor het garnizoen, niet voor het dorp. Er werkte 8 bakkers en een ‘master’. Men bakte 300 broden per dag en op zaterdag 600 broden vanwege de zondag. Het waren enorm grote broden waar een soldaat ca. 4 dagen mee deed. Het leuke is, oude wijsheid, het waren 100% rogge zuurdesembroden, top broden dus. Er waren broodjes te koop, maar dat wordt nu gebakken met gist. Het is een zwaar brood dus we hebben er eentje meegenomen.
Toen gingen we naar het grote gebouw, King’s bastion, daar waren de vertrekken voor ongehuwde mannen en de gouverneur. Zodra ze gingen trouwen moesten ze naar het dorp verhuizen, een huis kopen en oefenen om kindjes te maken (dat heb ik zelf verzonnen hoor).
We hebben hier enorm genoten, het was zo 5 uur, sluitingstijd van het fortress. Ik ben bij de kassa nog wezen vragen of we hier mogen overnachten maar dat mocht niet, dat dachten we al, maar het is altijd een vraagje waard.

In het dorp kunnen we geen slaapplek vinden dus rijden we naar Sydney, een half uurtje noordwaarts. Daar staan we nu op een grote openbare parkeerplaats vlakbij een visitor centre.
De rest van de foto’s van afgelopen dag zien jullie op een extra fotopagina.

woensdag 15 juni – Sydney – Baddeck
Vandaag op naar het Alexander Graham Bell museum, de uitvinder van de telefoon. Wat moeten we daarvan verwachten, dat we een paar telefoons en zo zien, of is er meer?

Nou er is veel meer. Alexander Bell voegde zelf de naam Graham toe omdat zijn grootvader dezelfde naam had en ook een redelijk bekend persoon was vanwege zijn betrokkenheid bij betere spraakvorming. Ook de vader van Graham Bell was betrokken bij de ontwikkeling van een betere spraak. De moeder van Graham was slechthorend wat steeds erger werd. Graham ontwikkelde een apparaat waardoor ze beter gesprekken kon volgen. De vrouw van Graham, die hij ontmoette op de dovenschool waar hij les gaf, was doof.
De wereld van de doven was ook de wereld van Graham. Hij ontwikkelde een systeem waardoor dove mensen konden leren spreken, wat Bell na aan het hart lag. Hij was er van overtuigd dat dove mensen konden spreken, hun stem konden gebruiken waardoor hun wereld groter werd. Nanda schreef erover op haar Facebook pagina en kreeg een reactie van een vriendin uit NL, die ook veel voor dove mensen betekent. Zij had het over onze ‘vriend’ maar dat hij tegen gebarentaal was en ook tegen huwelijken tussen dove mensen.
Dit hebben we nagevraagd in het museum, want er werd niets over weergegeven, alleen positieve zaken, waar vooral veel ruimte was over zijn betrokkenheid bij de dovenwereld. Hier zegt men: hij was niet zo zeer tegen gebarentaal maar wist dat dove mensen ook kunnen praten. Hij ontwikkelde een eigen systeem waarmee een doof iemand klanken kon vormen die woorden vormden. Die klanken werden aangegeven met symbolen, een symbool voor de stand van de tong, achter, voor of midden van de mond, hoog of laag in de mond, waar of de tong in contact kwam met de mond, achterop de tong, midden, voor of het puntje. Probeer maar eens wat woorden te spreken en let op waar je tong zich bevind: bad, kat, mat, dat, lat, rat. Door dit allemaal in symbolen aan te geven kan een doof iemand eigenlijk in alle talen spreken, als hij de symbolen heeft hoe de stand van de mond en tong moet zijn.

Verder had hij de pratende hand, een systeem waarbij elk deel van de binnenkant van de hand een letter voorstelde, van a tot z. Zo heeft hij ook een blind/doof meisje geleerd zich te uiten, ze gaf aan dat ze van de duisternis naar het licht was gegaan. Het zal een hele klus geweest zijn, want iemand die doof is kan in ieder geval zijn/haar omgeving zien en leren dat een stoel een stoel is. Iemand die niet kan horen maar ook nog niet kan zien kan zich toch geen voorstelling maken van hoe iets eruit ziet en dan moet hij/zij ook nog onthouden hoe dat heet, niet voor te stellen zoiets. Ook had hij, om het alfabet te leren, witte handschoenen beschreven met de letters op de juiste plaats.

Ook zijn vermeende tegenstand voor huwelijken tussen dove mensen hebben we nagevraagd: hij was niet perse tegen een huwelijk tussen dove mensen maar was bang voor het feit dat kinderen van dove mensen ook doof zouden kunnen zijn en dat er zo alleen maar meer dove mensen zouden komen, en hij gunde iedereen een horende wereld.
Bell gaf ook aan dat erkenning van en interesse in zijn werk voor dove mensen hem meer plezier gaf dan dan erkenning voor zijn ontwikkeling van de telefoon. Hij kwam op ons over als een aardig en betrokken persoon, bovendien een familiemens.
In 1896 zei hij: Ik geloof dat het binnen een paar jaar mogelijk is dat iemand om 7 of 8 uur ‘s avonds in New York dineert en de volgende ochtend zijn ontbijt in Ierland of Engeland tot zich neemt. Dat is dus 10 jaar voor zijn eerste vliegtuig een feit was, het vloog 1 km voordat het veilig aan de grond kwam. Een vooruitziende blik. Het vliegtuig de Silver Dart genaamd had een propeller achter, twee sets vleugels, drie wielen en voorop een onderdeel dat het in balans hield. Kinderen kregen op de dag dat de vlucht was vrij van school en achteraf was er een party in Bell’s huis.

Hij heeft ook, voor die tijd in 1919, de snelste boot ter wereld gebouwd, een zogenaamde draagvleugelboot. Het ging 113km p/u, had twee vliegtuig propellers en iets onder zich wat leek op ladders. Ik kan het niet helemaal vertalen maar die ‘ladders’ waren korte onderwatervleugels die de boot optilde en de boot liet ‘vliegen’. Zo’n soort boot is nu nog steeds in gebruik als draagvleugelboot.
Bell heeft heel veel uitgevonden, dat kon hij doen doordat zijn uitvinding van de telefoon hem veel geld opleverde. Dat gaf hem de vrijheid om zijn tijd aan uitvindingen te spenderen, hij zei ook dat iemand geen uitvinder wordt maar dat iemand een uitvinder is, of niet. Hij was ook heel erg bezig met vliegers, keek veel naar vogels en was er van overtuigd dat de mens ooit zou vliegen.
Een van de eerste telefoons had het telefoonnummer op het hout geschreven, nummer 5. 😉 Op 10 maart 1876 klonk de eerste zin over de telefoon naar zijn medewerker/medeuitvinder Watson vanuit een andere kamer: Watson, kom hier, ik wil je zien.
Hij heeft ook een beademingsmachine ontwikkeld die in 1881 voor hem in Engeland werd gemaakt. We waren heel erg verbaasd over de veelzijdigheid van deze uitvinder, die deze naam zeker waard was.
We wilden graag op het terrein van het museum overnachten maar dat wordt niet toegestaan. Voorheen kwam het wel voor maar campings ageerden daartegen en nu zegt men: dan geen enkele camper meer.

Ga naar periode 7
Terug naar overzicht